“Moeders moeten altijd goede moeders zijn, maar zijn jullie dan altijd goede dochters?“. Een bijzondere opmerking van een van mijn tantes. Een opmerking die mij triggert. Want verwachten wij inderdaad van onze moeders dat ze ‘goede’ moeders zijn? En zijn wij altijd ‘goede’ dochters? Wat is überhaupt de definitie van goed?
Oei, die komt binnen
De opmerking van mijn tante raakt mij. Ik voel mij gedwongen een flink aantal jaren terug te kijken. Niet eens naar mijn jongste kindertijd. Toen ik als opgroeiende puber nog thuis woonde. Was ik zéker niet de makkelijkste. Maar mijn moeder ook niet. Jarenlang hebben we best wel een strijd gevoerd. Eerlijk gezegd was het uiteindelijk niet zo gezellig meer.
Verhuizen van het ene ouderlijk huis naar het andere
Toen – zo rond mijn twintigste – had ik inmiddels Huib al leren kennen. Tijdens mijn eerste ‘echte’ baan. We zagen elkaar heel vaak. Na het werk. In het weekend. Eigenlijk verliep mijn verhuizing op mijn twintigste naar zijn ouderlijk huis heel natuurlijk. Ik nam steeds iets meer mee. Na een tijdje kreeg ik een plank, vervolgens een kastje en uiteindelijk woonde ik bij hen in.
Vrijheid lonkt
Maar de vrijheid lonkte. Zowel voor ons als natuurlijk ook voor Huib’s ouders. Een jaar later zaten we in ons eerste huurappartement. Ondertussen was de relatie met mijn moeder aanzienlijk verbeterd. Ik had ontzettend veel aan al haar lieve tips. Er was geen dag dat ik niet belde. Over hoe lang ik aardappels moest koken bijvoorbeeld. Of gewoon zomaar.
Ik ging bijna iedere week wel even langs mijn ouders. Ook meteen langs Oma en Opa die een straat verder woonden. Waarschijnlijk waren we toen volgens de algemene begrippen ‘hele goede moeders en dochters‘. Ook al hadden Huib en ik allebei een fulltime baan. Ik vond altijd de tijd om langs te gaan. Te bellen. Kaartjes te sturen.
Veertig en zwanger, de consequenties
Totdat ik uiteindelijk – op mijn veertigste – zwanger werd. De hormonen gingen opspelen. Alles super ‘precious‘ was. En mijn moeder in mijn ogen niet altijd ondersteunend meer kon zijn. Ik hoorde het liefst helemaal niets over de “stel dat“-opmerkingen over een eventuele chromosoom-afwijking. Testen die ik zou moeten doen. Wat ik zou moeten doen als de uitslag verkeerd uitpakte.
Doorslaan, soms zinvol, soms niet
Ik sloeg door. Ik kon niets negatiefs meer om mij heen verdragen. Dus besloot ik die omstandigheden te vermijden. En koos ik ervoor ook mijn moeder niet meer regelmatig te zien. Of ik zag haar wel, maar dan wilde ik alleen maar over oppervlakkige dingen praten. Ik wilde niet mijn moeder’s angsten overnemen.
Je kan niet altijd een van de leuke dochters zijn
Heftig. En niet leuk. Was ik een leuke dochter op dat moment? Nou nee. Is het begrijpelijk? Voor mij wel. Ik had gekozen. En gekozen voor mijzelf. Maakt mij dat tot een slechte dochter? Dat denk ik niet. Blijkbaar is het een logische reactie. Mijn moeder heeft bepaalde dingen ook niet aan mij verteld. Juist omdat zij het gevoel had mij niet te kunnen belasten op dat moment. Een wisselwerking dus.
Mama, ik hou van je
Gelukkig is na de bevalling het tij gekeerd. Op het moment dat ik het absoluut niet meer trok. In de eerste pittige periode na een niet soepel verlopen bevalling. Was zij een alles overziende, super liefhebbende, warme moeder. Besloot zij voortaan een dag in de week langs te komen. Om mij te ontlasten. Om voor ons te zorgen. Iedere week een voorraad fruit mee. Verse bolletjes. Ontzettend dierbaar.
Resumerend? Onze moeders zijn misschien niet altijd de moeders zoals wij die wensen. Maar wij zijn zeker niet altijd de dochters zoals onze moeders die wensen. Het leven is zoals het is. Wees blij met elkaar. Met alle ‘ups and downs’. Moeders en dochters. Het blijft een prachtige combinatie.
Hoe is jouw relatie met je moeder? Wat zijn jouw warmste herinneringen?
Tot de volgende keer.
Rory Blokzijl