Dat werd altijd gezegd hé? Bekende uitspraak. Hoe ouder hoe narriger, starrer, minder flexibel. Je wordt een zeiksnor, zeurdoos, ouwe zeurpiet of – in dit geval – een ouwe zeurmiep. “Niet waar! Onzin!” Roep ik om het hardst. En dat zegt wat hè? Juist. Over mijzelf. In een ding heb ik overigens wel gelijk. Vind ik. Niets ‘oud’ of ‘ouder’. Niet voor niets schrijf ik vaak dat ik mij jong voel. Dat een klein kind je jong houdt. Word ik – nog steeds – jonger geschat en zag ik onlangs op een uitdraai van een Tiana-weegschaal van mijn nieuwe sportclub dat mijn ‘metabolische leeftijd’ (whatever that may be) gewoon serieus 32 jaar is!
Narriger tot huilens toe
Maar dat ongeduld? Het korte lontje? Dat ik wat narriger word als er dingen misgaan? Het ontploffingsgevaar? Dat herken ik heel goed. Het is altijd al een dingetje geweest. Als ik iets niet snel genoeg begreep op school (destijds zelfs tot huilens toe. Uit pure onmacht). Als de dingen niet goed gingen op het werk. Een gerecht wat ik maakte niet lukte? Ongeduld ten top. De neiging om met dingen te smijten? Herken ik nog steeds.
De lat heel hoog leggen
Ik voel dan al snel boosheid opkomen. Of – in mildere mate – irritatie. Ik weet het. Ik weet het. Het heeft iets te maken met de (hoge) eisen die ik aan mijzelf stel. De weinige vrije tijd en ontspanning die ik mijzelf gun. Het geen ‘nee’ willen zeggen. Mijn bijdrage willen leveren aan de school van Mila (als lid van de Medezeggenschapsraad). De lat die ik (te) hoog leg. En datzelfde verwacht ik dan min of meer óók nog van anderen. Of dat terecht is, is natuurlijk nog maar de vraag.
Zin in een muziekje?
Een voorbeeld. Ik zit tijdens een treinrit te schrijven. De meneer naast mij leest zijn krantje. Een vrolijke mevrouw komt gehaast binnen en zet direct haar telefoon op muziekstand ‘smartlap’. Innerljik voel ik lichte irritatie opkomen want: “Jemig, je ziet toch wel dat ik aan het schrijven ben“. Even voor de goede orde. We zitten in een openbare ruimte. Niet in een zogenaamde ‘stilte-coupé’. Ik laat dan ook niets merken en probeer stug door te schrijven. Innerlijk voel ik mijzelf steeds geïrriteerder raken, narriger worden. Maar dat is niet wat ik laat ik zien.
Niet-geweldloze communicatie
De meneer naast mij daarentegen begint driftig te rammelen met zijn krant. Slaakt gedempte kreten als ’tyfus’ en is het schoolvoorbeeld van ‘niet-geweldloze communicatie’. Waarop de mevrouw zich direct tot mij went (why? Zou de irritatie van mijn gezicht zijn af te lezen?) en vraagt of ik last heb van haar telefoon want: “Die meneer zit zo te vloeken“. Enigszins verbouwereerd vertel ik dat ik wel aan het schrijven ben, maar dat ik er geen last van heb (= onwaarheid) en het geluid van haar muziek gewoon negeer.
Narriger of verdraagzamer? That’s the question
Ai. Geen goed antwoord. Want de vrouw staat abrupt op (inmiddels niet zo vrolijk meer) en verkondigt op luide toon dat: “Ze wel ergens anders gaat zitten, want zij wil ook plezier hebben“. Tja, wat is nu wijsheid? Zij kiest ervoor om te gaan zitten naast mensen die respectievelijk schrijven en lezen. Draagt geen koptelefoon of oortjes en laat zo – willens en wetens – anderen meegenieten van haar muziek(smaak). Aan de andere kant is daar de openbare ruimte en verdraagzaamheid van de medemens. Want in een trein vind je ook mensen die op zaalsterkte een telefoongesprek voeren. Hun mening verkondigen. Discussies voeren. Eten, drinken en nog veel meer.
Die machteloosheid
Naar mijzelf kijkend vermoed ik dat het ook iets te maken had met hoe – destijds – mijn afgelopen dagen waren gelopen. Mijn site die niet naar behoren werkte. De machteloosheid die ik voelde omdat ik daardoor mijn lijstjes niet kon afwerken. Mijn schrijfsels niet kwijt kon, bepaalde gesponsorde opdrachten moest uitstellen. Ik voelde machteloosheid omdat ik zelf niets aan de situatie kon veranderen. Ik nu eenmaal de technische kant niet beheers. En dus volledig afhankelijk ben van anderen (en hun kostbare tijd). Dan word ik prikkelbaar en neem ik meteen van alles en nog wat mee in mijn bui. Jammer, want dan ben ik echt niet op mijn leukst.
Narrig, narriger, narrigst
Gelukkig leer ik mijzelf steeds beter kennen en kan ik beter loslaten. Soms. Want dat geïrriteerder reageren dan ik eigenlijk wil is toch wel de aard van het beestje. Dat zat er al in, op jonge leeftijd. En dat zit er – al is het inmiddels in mindere mate – nog steeds. Of het ouder worden an sich ervoor zorgt dat je narriger word als mens? Ik weet het niet. Ik heb – als ik heel eerlijk ben – wel het gevoel dat dat zo is, als ik zo om mij heen kijk. Aan de andere kant ben je altijd zelf verantwoordelijk voor je leven. De manier waarop je met de dingen omgaat. Hoe je jezelf voelt.
Jezelf narriger gedragen dan je eigenlijk wilt. Is dat iets wat jou ook weleens overkomt? En in welke situatie(s)?
Tot de volgende keer.
Rory Blokzijl