As we speak ben ik net klaar met het voorlezen van een prachtig boek aan mijn 9-jarige dochtertje. Welk boek? Ik heb het over het prachtige boek van Charlie Mackesy, net zo prachtig vertaald door Arthur Japin: ‘De jongen, de mol, de vos en het paard‘. Zelden zo’n brok in mijn keel gehad tijdens het (voor)lezen als nu. Een boek met ontzettend waardevolle, liefdevolle woorden die troost bieden. Juist in deze verwarrende periode waarin we onszelf steeds meer lijken te verliezen. Waarin de verdraagzaamheid verder weg lijkt dan ooit. En we steeds meer solitair door het leven (moeten) gaan.
Dit klopt niet!
Het klopt niet. Het past niet bij ons initieel liefdevolle menszijn. In mijn beleving zijn we gemaakt om contact te hebben. Troost te bieden. Te verbinden. Met elkaar en daardoor met onszelf. Het virus knaagt aan ons menszijn. Dwingt ons om afstand te nemen. En in angst te leven. Niet alleen de angst voor onszelf, onze gezondheid. Maar nog meer de angst om onze dierbaren. En dat we juist nu niet dicht bij die dierbaren kunnen zijn. Ze niet kunnen liefhebben, aanraken, knuffelen of troosten. Dat steekt. Helemaal nu we ook nog maar maximaal een persoon per dag mogen ontvangen. Geen Oma en Opa (op afstand) op bezoek, maar slechts één van de twee.
Alleen online contact? Dat is het niet voor mij
Natuurlijk is er nog de mogelijkheid van digitaal contact. Je pakt je (mobiele) telefoon erbij, of stuurt een appje. De mogelijkheid tot videobellen is er, FaceTime, Zoom en Teams. En nog veel meer. Maar weet je. Het is niet hetzelfde. Niet voor mij in ieder geval. Onlangs zou ik in het televisieprogramma Koffietijd aanwezig zijn geweest. Met een vraag aan een bekende etiquette-deskundige. Want wat bij mij het geval is (en ergens vind ik dat toch een beetje gek). Waar iedereen en masse aan het (video)bellen slaat, om zo maar contact met elkaar te houden. Staat dat mij juist tegen. Waarom eigenlijk? Wat is er mis met mij dat ik niet sta te trappelen om op deze manier toch contact met elkaar te hebben?
Fysiek contact biedt mij troost
Helaas is mijn vraag door tijdgebrek niet besproken in de uitzending (want stiekem was ik wel benieuwd naar de meningen van anderen hierover) en weet ik ook niet wat de mening van de etiquette-expert zou zijn geweest. Zelf probeerde ik nog te analyseren waar het aan zou kunnen liggen. Ik kan er de vinger niet precies op leggen. Los van het feit dat anderen (ik denk bijvoorbeeld mijn vader) geen fan hoeven te zijn van videobellen, vind ik dergelijk contact ook wat abstract. Het is minder ‘los’ dan wanneer iemand fysiek op bezoek komt. Het biedt – voor mij – minder troost. Het gewone telefoneren vind ik weer meer ‘invasive’. Dat ding aan je oor en de ander die – als die andere persoon van lang bellen houdt – staccato blijft praten in je oor. Liefdevolle woorden worden in mijn beleving minder snel uitgesproken dan wanneer je tegenover elkaar zit.
‘De jongen, de mol, de vos en het paard’
Je leest. Ik vind het een ding. En daarom was ik zo blij om het bovenstaande boek met de mooie, liefdevolle woorden en tekeningen te mogen lezen, voorlezen en koesteren. De mooie teksten zeggen precies waar het om gaat. En bieden je ware troost. Een wereld van oneindige vriendelijkheid (zoals schrijfster Elizabeth Gilbert dat zo treffend omschrijft) waarin je wordt meegenomen door de jongen, de mol, de vos en het paard. Wereldse wijsheden worden op een heldere, eenvoudige en kinderlijk mooie manier verteld. Liefdevol en teder. Echt en oprecht. In deze donkere maanden met een scholensluiting, een tweede lockdown en bittere kou is dit boek een belofte van licht, luchtigheid, troost, warmte en liefde.
Beelden en woorden voor de broodnodige troost
En het zijn overigens ook niet alleen de teksten, maar ook de bijzonder mooie tekeningen die je raken. Soms zeggen beelden misschien nog wel meer dan woorden. Je kunt lezen en zien dat dit vanuit een goed hart is geschreven en getekend. Ik ervaar een déjà vu terwijl ik in het boek lees en kijk. Ik zie mijn eigen jeugd – de zeventiger jaren – weer heel even voor mij. Het kind dat ik was. Beleefd, netjes, goed luisterend en opgevoed met normen en waarden als: “Je groet altijd oudere mensen”, “Als iemand struikelt of valt, dan help je die persoon“. Je zou kunnen zeggen dat ik met aandacht voor een ander ben opgevoed en opgegroeid. Daar ben ik mijn ouders dankbaar voor.
Wat ik wil worden als ik groot ben? Lief!
Dit boek haalt het weer omhoog. Teksten als: “Wat wil jij worden als je groot bent? Lief, zei de jongen” raken mij. Geven mij troost in deze donkere tijden. Het is de liefdevolle eenvoud die mijn hart verwarmt en een brok in mijn keel veroorzaakt. Maar ook wijze levenslessen als: “De meeste oude mollen die ik ken, zouden willen dat ze minder naar hun angsten hadden geluisterd en meer naar hun dromen“. Precies de dingen die ik mijn dochter mee wil geven. Omdat ik deze wijsheden (h)erken en had gewild dat er ‘in mijn tijd’ ook zo’n mooi boek was geweest. Eigenlijk zou ik dit boek iedereen aanraden en aan heel veel dierbaren willen geven.
Heb jij al gehoord van dit bijzondere boek? (en aan wie zou jij het willen geven?)
Tot de volgende keer.
Rory Blokzijl
Dit bijzondere, dierbare boek heb ik toegezonden gekregen
‘De jongen, de mol, de vos en het paard’ van Charlie Mackesy (prachtig vertaald door Arthur Japin) is verkrijgbaar bij KokBoekencentrum – hardback – 128 pagina’s – € 20,-