Vroeger was het allemaal anders. Bij ons thuis leerde ik eerlijk gezegd vrij weinig over hoe het er in ‘de grote mensenwereld’ aan toeging voor wat betreft het nemen van grote financiële beslissingen zoals het kopen van een huis of auto. En ook voor wat betreft het werkende leven en alles wat daarbij kwam kijken bedoel ik. Papa had natuurlijk (dat was destijds echt wel een ding) een vaste baan, mijn moeder werkte in eerste instantie niet (later – maar pas toen ik al flink wat ouder was – ging ze als interieurverzorgster werken en ook in het lokale ziekenhuis heeft ze – weer een aantal jaren later – werkzaamheden verricht, maar dan bij de afdeling waar het eten voor de patiënten werd bereid).
Geen auto, geen koophuis
Hoe dan ook groeide ik niet op in een omgeving waarin bijvoorbeeld in auto’s werd gereden (papa en mama hadden geen van beiden een rijbewijs) en ook een huis kopen was niet iets waar we als gezin bekend mee waren. Waarom weet ik eigenlijk niet. Voor zover ik mij kan herinneren woonden wij altijd in huurwoningen. Eerst in Schoonhoven en later in Utrecht en Nieuwegein. Eigenlijk heb ik er nooit zoveel van meegekregen (op de een of andere manier werd er vrij weinig over verteld) maar de (huur)woningruil van Schoonhoven naar Utrecht bleek niet zo’n succesvol plan. De wijk in Utrecht waar we met die ruil belandden stond – bleek later – bekend als een zogenaamde ‘achterbuurt’.
Verhuizen zonder te kopen
De verhuizing vanuit die achterbuurt kan ik mij overigens nog wel herinneren. Ik mocht voorin de verhuisauto zitten (vroeger mocht dat nog) met mijn kladblok en pen – destijds mijn dierbaarste bezit want wat hield ik van tekenen – maar dat is weer een ander verhaal) en ‘off we went‘ richting de mooie wijk Oog in Al in Utrecht. Een wijk die momenteel de gemoederen nogal bezig houdt volgens mij, in die zin dat de omgeving wat aan het verloederen lijkt te zijn. Destijds was het juist een van de luxere wijken, met veel groen, een groot plein (het Herderplein. Die naam vergeet ik nooit meer) en een klein winkelcentrum. Wij gingen wonen in een van de flats tegenover het plein op de bovenste verdieping.
Van Utrecht naar de ‘slaapstad’
Maar ja, uiteindelijk gingen we – zo rond mijn elfde jaar gok ik – naar een nieuwbouwwijk in Nieuwegein verhuizen (ik noemde het gekscherend de ‘slaapstad’ toen ik aan het puberen was) en daar heb ik gewoond totdat ik zelf uit huis ging. Dat was overigens ook weer huren en niet kopen. Wanneer ik uit huis ging? Zo rond mijn twintigste levensjaar. Dat ging ook nogal bijzonder trouwens. Ik leerde tijdens mijn eerste baan Huib kennen (mijn huidige man) en voordat ik het wist ging ik steeds vaker uit logeren en ineens woonde ik bij hem en zijn ouders in. In een heel gezellig en mooi huis in Naarden in ’t Gooi.
Samenwonen zonder te kopen in ’t Gooi
Hoe oud was ik toen? Begin twintig. Ik was begonnen aan mijn eerste baan en eigenlijk was ik – volgens mama – al te snel te serieus. Maar weet je, het leven loopt zoals het lopen moet en voordat ik het wist gingen we op zoek naar onze eerste woning. Het werd een huurappartement in de vrije sector, alleen wel in Almere. Waarom? ’t Gooi was – destijds al – niet te betalen voor ons. We werkten in Amsterdam dus het is mij eigenlijk een raadsel waarom we niet daar naar een woning hebben gekeken. Maar het is zoals het is. Om een lang verhaal kort te maken. We keken al vrij snel naar een huis om te kopen (onze eerste koopwoning) en toen begon het regelen zoals ik dat niet eerder had gekend.
ORV, je wilt er niet aan denken, maar verstandig is het wel
Bij het kopen van een huis komt wel wat kijken. Denk aan het regelen van een hypotheek. En niet alleen dat. Je moet je goed financieel inlezen. Kunnen we de hypotheeklasten wel betalen? Wat verdient de een en wat verdient de ander? Hoe kun je dat het beste combineren? Neem je een gezamenlijke rekening en waarom? En wat storten we daar op? Een samenlevingscontract werd opgesteld. En toen kwam ineens de vraag naar boven. Wat nu als er wat met de ander gebeurt? Stel je voor dat diegene met het hoofdinkomen – degene die het meeste verdient – komt te overlijden? Hoe moet jij dan het huis betalen? Kun je erin blijven wonen? Hoe regel je dat eigenlijk? En wist je dat je daar een verzekering voor kunt afsluiten? Ik heb het dus over een zogenaamde ORV (oftewel overlijdensrisicoverzekering).
Niet sexy, wel belangrijk
Niet sexy, zelfs heel oncomfortabel en vervelend om eraan te denken bij het kopen van een huis, maar wel nodig! Als een struisvogel je hoofd in het zand steken is niet aan te raden. Sterker nog, het was een van de eerste dingen die onze hypotheekadviseur ons aanraadde toen wij ons eerste huis kochten. Met een overlijdensrisicoverzekering (ORV) kies je namelijk voor financiële zekerheid van de achterblijvers. Kom je te overlijden tijdens de duur van de verzekering? Dan ontvangen zij (je partner, kinderen of andere nabestaanden) het bedrag dat je hebt verzekerd. Destijds waren we nog maar met zijn tweetjes, maar toch was het een regeling die voor mij persoonlijk heel belangrijk was. Ik geloofde en geloof namelijk best in zekerheid.
Overlijdensrisicoverzekering, wat is het en wat kost het?
Maar wat houdt het nu precies in, een overlijdensrisicoverzekering? Je verzekert een afgesproken bedrag dat je nabestaanden uitgekeerd krijgen als je tijdens de looptijd van de verzekering overlijdt. Dat bedrag gaat dan naar je partner of kinderen, dat zijn dan de zogenaamde begunstigden. Zo kunnen zij het wegvallen van jouw inkomen opvangen. Bijvoorbeeld om de hypotheek of een deel daarvan af te lossen of huur te blijven betalen. Dat kost je over het algemeen een paar euro per maand (maar het bedrag dat je uiteindelijk aan premie betaalt hangt wel af van een aantal factoren. Bijvoorbeeld je leeftijd, hoe gezond je bent en of je rookt, welk bedrag je wilt verzekeren en welke looptijd).
En hoe werkt dat dan met een hypotheek?
Je zou ook kunnen kiezen om deze verzekering te koppelen aan de hypotheek. Dat is in ieder geval hoe wij het hebben gedaan. Een soort van ‘kruiselingse overlijdensrisicoverzekering’, waarbij we ook hebben gekeken naar de verdiensten van beiden. Let wel, destijds waren we nog met zijn tweetjes en hadden we nog geen kind. Toch hebben we toen het zo geregeld dat bij het overlijden van diegene met het hoofdinkomen de uitkering hoger is dan wanneer de ander zou komen te overlijden. Ons doel hierbij? Met het uitgekeerde bedrag kan de hypotheek (al dan niet gedeeltelijk) worden afgelost. Je zorgt hiermee dat degene die achterblijft in ieder geval in het huis kan blijven wonen (de maandlasten kan blijven betalen).
First things first
Uiteindelijk hebben we onze eerste koopwoning in Almere gekocht en zijn we van daaruit verder gegaan. Met dus een tot in de puntjes uitgedachte hypotheekvorm (een derde een aflossingsvrije-, een derde spaarzeker- en een derde beleggingshypotheek) gekoppeld aan een ORV. Dat beleggingsdeel bleek later een zogenaamde ‘woekerpolis’ te zijn, dus die hebben we tussentijds omgezet naar een spaarhypotheek, evenals het aflossingsvrije deel. Inmiddels wonen we in onze meest recente koopwoning alweer een jaartje of twintig. Tot volle tevredenheid overigens hoor, maar als ik heel eerlijk ben zou ik toch ook heel graag weer in Utrecht (bijvoorbeeld in de wijk Oog in Al), Amsterdam maar misschien nog het liefst in Naarden-Vesting willen wonen. Maar dan hebben we het natuurlijk wel over hele andere hypotheekbedragen en vierkante meters. Zeker in deze bizarre tijden in de huizenmarkt. Een kleiner huis betekent wel minder schoonmaken trouwens, maar dat is weer een heel ander verhaal…
Weet jij wat een ORV is en welke hypotheekvorm heb jij gekozen voor je koopwoning?
Tot de volgende keer.
Rory Blokzijl